-
1 pencher
pencher [pãsĵee]1 (over)hellen ⇒ schuin zijn, scheef hangen♦voorbeelden:→ balanceII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1. v1) (over)hellen, scheef hangen2. se pencherv1) zich buigen, zich bukken -
2 cultiver
cultiver [kuultievee]1 bebouwen2 kweken ⇒ telen, verbouwen3 ontwikkelen ⇒ beschaven, vormen♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) bebouwen2) kweken, telen3) ontwikkelen, vormen4) onderhouden [relaties]2. se cultiverv -
3 vaquer
vaquer [vaakee]〈 werkwoord〉 -
4 amuser
amuser [aamuuzee]1 vermaken ⇒ aangenaam bezig houden, amuseren♦voorbeelden:cela m' amuserait de venir avec vous • ik zou het leuk vinden met jullie mee te gaan♦voorbeelden:pour s'amuser • voor de lol¶ s'amuser de qn., qc. • de spot met iemand, iets drijven1. v1) amuseren2) afleiden2. s'amuserv
См. также в других словарях:
Диалекты нидерландского языка — Нидерландские диалекты Диалекты нидерландского языка (нидерландские диалекты) представляют собой разновидности нидерландского языка … Википедия